Autisme is een aangeboren aandoening waarbij de hersenen op een andere manier informatie verwerken en gebruiken dan bij een normale ontwikkeling. Hoe autisme zich uit, is per kind verschillend. Daarom wordt er vaak gesproken over een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). ASS heeft een grote impact op de ontwikkeling van het kind en kan leiden tot ernstige problemen in het functioneren binnen het gezin, op school en in de vrije tijd.
De meest voorkomende kenmerken van ASS zijn:
Problemen binnen de sociale interactie
Kinderen met ASS hebben vaak moeite om met anderen contact te maken en te onderhouden. Bij de meest uitgesproken vorm van ASS kan het contact beperkt zijn tot het kenbaar maken van de eigen behoeftes en ontbreekt de wederkerigheid. Bij andere vormen van ASS maakt het kind wel spontaan contact, maar is er iets vreemds te zien in bijvoorbeeld het oogcontact (te lang, te vluchtig of geen oogcontact), het gebruik van gezichtsuitdrukkingen (vaak dezelfde uitdrukking of een uitdrukking die niet bij de situatie past) of maakt het kind geen spontaan gebruik van gebaren. Gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal van anderen worden niet altijd goed begrepen.
Problemen met het communiceren
Veel kinderen met ASS hebben voldoende spraak. Sommige kinderen praten aan een stuk door en zijn hierin moeilijk te stoppen, helemaal wanneer ze kunnen praten over iets waar hun interesse ligt. Andere kinderen vinden het heel moeilijk om een gesprekje aan te gaan en te onderhouden en geven alleen korte antwoorden op vragen.
Kinderen met ASS kunnen taal erg letterlijk nemen, waardoor ze niet altijd goed begrijpen wat er bedoeld wordt en grapjes vaak niet snappen. Ook zie je vaak dat kinderen met ASS weinig meedoen met doen-alsof-spelletjes of nadoe-spelletjes.
Star en rigide denken en handelen
Kinderen met ASS bevinden zich in een wereld die zij slecht begrijpen en waar ze moeilijk vat op kunnen krijgen. Vaak reageren deze kinderen met boosheid, angst of andere reacties die voor de omgeving niet goed te begrijpen zijn.
Vaste (denk)patronen, vaste volgordes, vaste gebruiken en herhalende bewegingen lijken houvast te geven; immers deze zijn voorspelbaar. Je ziet vaak dat kinderen met ASS hier moeilijk van af kunnen wijken. Het aanleren van nieuw gedrag is hierdoor moeilijk. Hebben deze kinderen eenmaal iets aangeleerd, dan kunnen ze zich hier weer heel sterk aan vasthouden. Kinderen met ASS kunnen een bijzonder hoog kennisniveau hebben over bepaalde onderwerpen of kunnen geobsedeerd zijn door bepaalde voorwerpen. Er is meestal weinig variatie in de vrijetijdsbesteding te zien.
Problemen binnen de (zintuiglijke) prikkelverwerking
In wisselende mate hebben kinderen met ASS problemen met het verwerken van informatie. Het denken verloopt bijvoorbeeld te traag of er missen belangrijke stukjes informatie, waardoor kinderen met ASS moeite hebben situaties te overzien en te begrijpen. Overgangsmomenten zijn daarom vaak lastig voor deze kinderen; ze lijken steeds zo onverwachts te komen.
Sommige kinderen met ASS zijn overgevoelig voor geluid, geur, licht of hoe bepaalde dingen aanvoelen. Denk bijvoorbeeld aan het smakken van een broertje of zusje aan tafel, achtergrondgeluiden in de klas, continu elk geurtje ruiken, ‘stukjes’ in het eten, kriebelende labeltjes van kleren etc. Kinderen met autisme kunnen deze prikkels maar niet uitschakelen en er lijkt geen filter op te zitten.
Voorbeeld 1
Anne is een wereldvreemd meisje. Als kleuter zat zij wiegend in een hoekje. Zij begon laat te praten en maakte haar eigen woorden. Ook had zij de neiging om woorden te herhalen. Toch waren er in de peutertijd niet veel problemen met Anne. Intuïtief hadden haar ouders zich al behoorlijk ingesteld op haar eigenaardigheden. De echte problemen ontstonden pas toen Anne naar school moest. Toen bleek zij zich nauwelijks te kunnen aanpassen aan de groep en weinig begrip te hebben voor wat er in anderen omgaat. Zij ontwikkelde driftbuien waar duidelijk angst achter zit.
Voorbeeld 2
Willem is een aardige jongen, maar wel een beetje vreemd. Als je hem hoort praten, lijkt het alsof je een volwassene hoort. Hij gebruikt geen kindertaal en wat hij vertelt, gaat ook niet over kinderonderwerpen. Willem praat bijvoorbeeld graag over dinosaurussen of batterijen. Als hij over dergelijke thema’s begint, kom je ook haast niet meer van hem af. Willem heeft weinig interesse in vriendjes. Hij speelt het liefst alleen. Aan gymnastiek heeft hij een hekel. Emotioneel gezien gedraagt Willem zich als een veel jonger kind.
Voorbeeld 3
De ouders van Michel wisten eigenlijk al vlak na de geboorte dat hij anders was dan zijn broer en zus. Michel strekte nooit zijn armpjes uit als zijn ouders boven de wieg stonden. Ook vermeed hij oogcontact. Hij kon uren achter elkaar huilen en wat ouders ook deden, Michel was niet te troosten. Elke keer als zijn moeder hem oppakte spande hij zijn hele lijf. Michel hield niet van knuffelen. Inmiddels is Michel 9 jaar. Hij houdt nog steeds niet van knuffelen en heeft liever geen lichamelijk contact. Hij heeft geen vriendjes in de buurt of in de klas. Hij speelt wel eens samen met anderen maar hij bepaalt dan hoe en wat er gespeeld wordt. Michel vraagt anderen zelf eigenlijk nooit om te spelen. Als hij in een groepje speelt, gaat het altijd mis en eindigt het spel in een enorme boze bui. Michel kon toen hij 5 jaar was al hele boeken over een bepaald onderwerp lezen. Aanvankelijk vonden zijn ouders dit heel bijzonder en stimuleerden zij dit lezen ook. Zijn ouders vinden het nog steeds bijzonder, maar nu op een andere manier: Michel lijkt wel verslaafd aan lezen en aan het opnoemen van alle feiten die hij in de boeken of op internet heeft gelezen. Hij let eigenlijk niet goed op of er wel iemand naar hem luistert en of iemand al die informatie wel wil horen. Hij kan niet stoppen en het belet hem om allerlei andere dingen te doen. Michel vindt het moeilijk om nieuwe dingen aan te leren, maar als hij het eenmaal aangeleerd heeft, kan hij er ook erg star aan vasthouden.